Presentie en dagboekschrijven
Aansluiten bij de ander en … bij jezelf
Ik heb enkele maanden gelden een lijst gepubliceerd van aspecten van de cliënt waar je gevoelig voor kan proberen zijn. (Aansluiten bij de zorgvrager? Bij wat van de zorgvrager?)
Dit kan je op het spoor brengen van iets dat er echt toe doet, van wat nu een goed (of een kwaad) voor de persoon is (waar jij misschien een rol kan in spelen).
‘Aansluiten bij’ heet dat in presentie-termen.
Bij het schrijven van dat stuk had ik me voorgenomen om ook tot een lijst te komen van aspecten bij onszelf (nl de zorgverlener) waar we sensitief voor kunnen, misschien wel moeten zijn.
Ik dacht bv aan een gevoel van urgentie dat zich roert wanneer je je getroffen voelt door de nood of kwetsbaarheid van de cliënt. Of een gevoel van boosheid bij iets dat je treft als een onrechtvaardigheid. Of een gevoel van angst om als deloyaal gezien te worden door collega’s of werkgever. Of een gevoel van afkeer dat je merkt tegenover de neonazistische ideologie die de zorgvrager aanhangt. Of de behoefte die je bij jezelf voelt om je nuttig of van betekenis te kunnen voelen, misschien omdat je je net voelt tekortschieten tegenover je partner, of als vader. Of vader- of moedergevoelens die opgeroepen worden …
(Ik heb het gevoel dat ik zou kunnen blijven schrijven.)
Zoiets waarnemen bij jezelf kan een verschil maken.
Het kan je net weer een beetje vrijer maken tegenover de impact van wat bij jou aan het (op)spelen is.
Het kan de ruimte een beetje groter maken, de ruimte waarin jij en de ander(en) zich bevinden en elkaar ontmoeten.
Het kan een beetje adem toelaten waar er benauwenis was.
Dagboekschrijven
Als ik een paar dingen in het vizier wil krijgen van wat er zoal bij mij gebeurt in relatie tot cliënten, dan is dagboekschrijven voor mij een gemakkelijke en beschikbare weg. Op een stukje papier of in een dagboek-app op mijn laptop. Woorden zoeken en uitproberen op waar ik nog geen woorden voor heb.
(Ik herinner me dat in ‘Een theorie van de presentie’ ook dagboekfragmenten staan van de buurtpastores die Andries Baart geïnspireerd hebben.)
In dat dagboekschrijven
- stel ik mezelf vragen
- pier ik naar angsten, behoeften en verlangens
- richt ik een antenne op mijn geschiedenis
- let ik op zelf-censuur-reflexen
- gun ik mezelf ruimte voor ongepaste gedachten, gevoelens, behoeften, of buitensporige verlangens
Ook een overleg met collega’s, zoals een supervisie, kan, wanneer ik een bepaalde graad van veiligheid ervaar die me toelaat om woorden te vinden voor wat nog geen woorden gekregen heeft, en wat misschien niet past bij ideaalbeelden van hoe een goeie hulpverlener zou moeten zijn, een context zijn waarin ik een beetje kan ‘aansluiten’ bij mezelf.
Want ‘mezelf’, da’s geen eenvoudig ding. Er is geen deurbel die je kan induwen, waarop ‘mezelf’ opendoet en je ‘mezelf’ helder en begrensd tegenover jou ziet staan.
Hoe doe jij dit, dit proberen aansluiten bij jouw ‘mezelf’?
Ervaar je daar ruimte voor?
Heb je het gevoel dat dit jou gegund is?
Denk je dat het belangrijk is?
Voel je een verschil tussen relaties met zorgvragers of mensen met een zorgnood waarin dit aansluiten bij jezelf gebeurt, en relaties waar het niet gebeurt?
Presentie gaat over relationeel werken: goeie zorg, waar je hoopt aan bij te dragen door sensitief te (proberen) zijn voor de partijen in die relatie, door de relatie te proberen aangaan, in knulligheid én zorg, tussen 2 of meer ‘mezelven’ die zich niet zomaar laten lezen, zelfs niet door hen zelf, hoeveel leeservaring ze ook hebben.
Johan Van de Putte