bekwaamheid

(On)bekwaam? (Deel 4: Een eerbaar woord voor ‘vastzitten’)

[Als je liever luistert naar dit artikel, klik dan HIER]
[Dit stuk is een vervolg op
De ongemakkelijke ervaringen van onzekerheid, vastzitten, niet-genoeg-weten, niet-genoeg-kunnen, niet-weten-hoe-nu-verder, die horen bij ons werk van psychosociale hulpverlener: hoe kunnen we daar over denken?
Kunnen we ze een plaats geven?
Een andere dan een plaats van onbekwaamheid?
Een eerbare plaats?
Hebben we er een eerbaar woord voor?
Ik denk dat ik er een gevonden heb.

Het is geen probleem. Het is een aporie.

Er gaat nu geen dag meer voorbij of ik denk ‘aporie’.
Dit is eigenlijk een oud-Grieks woord.
(ᾰ̓πορῐ́ᾱ)
In zijn boekje met de titel ‘Apories’ schrijft Jacques Derrida dat dit woord zijn aandacht is gaan trekken zonder dat hij goed wist waar hij ermee naartoe kon.
En net daar gaat dat woord over: ‘niet weten waarheen’.
Het gaat over de ervaring dat je niet verder kan.
Aporie gaat over
‘de beproeving van wat er gebeurt en van wat in beroering gebracht wordt in die toestand van niet-verder-kunnen’.
Je bevindt je bij voorbeeld ‘voor een deur, een drempel, een grens, een lijn, of simpelweg aan de rand of de toegang van een ander’.
Maar je kan niet verder.
Je kan niet door de deur, over de drempel, voorbij de grens of de lijn, of bij de ander.
Je bent gescheiden van wat aan de andere kant is.
Dit is verlammend.
(Maar – schrijft Derrida – niet per se negatief.)
Het is een intense toestand van niet-kunnen en niet-weten maar het is toch geen ‘probleem’.
Want?
Het woord ‘probleem’ komt ook uit het oud-Grieks – πρόβλημα – en het betekent oorspronkelijk
een taak die vervuld moet worden maar ook iets dat je voor je plaatst of houdt (bv een schild), om je te vertegenwoordigen en waarachter je je kan verbergen of beschutting vinden.
In een toestand van aporie kan je je echter niet verbergen.
Je bent totaal blootgesteld.
Er is geen beschutting.
Aporie, is dit een goed woord voor die terugkerende, niet-problematische, niet-negatieve maar kwetsbare, naakte ervaring als hulpverlener, ‘aan de rand van een ander’?
Die ervaring van niet-weten-waarheen?
Van ‘geen-(uit)weg’?
Die ander, vlakbij maar je kan er toch niet helemaal bij, is dat niet onze cliënt?

Wilde zee

Sarah Kofman heeft ook over aporie geschreven.
(‘Comment s’en sortir?’)
Zij is in in oud-Griekse teksten gedoken om de betekenis van het – volgens haar onvertaalbare – woord tot leven te laten komen.
Kofman heeft het o.a. over de ervaring van aporie als die van een zeeman in een wilde zee.
Er is een chaos van rukwinden en wervelwinden, ‘waar links en rechts, hoog en laag elkaars plaats innemen’, zonder enig herkenningsteken.
(Dit doet me denken aan een moment, recent, toen een cliënt me intens probeerde in te wijden in zijn spirituele universum. Ik luisterde, probeerde mee te zijn, en raakte elke vertrouwd referentiepunt kwijt.)
Hoe komen wij in zo’n zee terecht, volgens Sarah Kofman, of volgens de oude Grieken?
Bij een overgang van de ene omgeving, een vertrouwde ruimte, naar een andere waar men niet aan gewend is: ‘een overgang van laag naar hoog of van hoog naar laag, van duisternis naar licht of van licht naar duisternis’.
(Een gevangene uit de grot van Plato die voor het eerst buiten komt en verblind raakt door het daglicht. Die de grot weer ingaat, opnieuw niets meer kan onderscheiden, zich onbeholpen gedraagt en uitgelachen wordt door de medegevangenen.)
Die desoriënterende overgang van het vertrouwde naar het onvertrouwde, gebeurt dat eigenlijk niet in de ontmoeting met de cliënt?
Aporie is ook de naam voor het dood punt waar gesprekspartners in een dialoog kunnen terecht komen.
(Socrates en Protagoras – in een dialoog over deugd – weten niet meer waar ze staan, hoe ze op dat punt geraakt zijn, en hoe ze verder moeten.)
Komt jou dat bekend voor? Zo’n dood punt in een gesprek waar jouw bedoeling mee is dat het helpend is?

Waar mag je op hopen?

De redding, dat waar je op hoopt – in wanhoop – in een aporie, dat noemden de oude Grieken poros.
(πόρος)
Poros betekent ‘weg’.
(Of de middelen die je een doorgang verschaffen of die een opening creëren.)
Je bevindt je dus in een toestand van ‘niet-weg’ (aporie) en je hoopt op een weg (poros).
Logisch.
Maar – en dat is interessant – poros is geen gewone weg. Het is een zee- of een rivierweg.
Ik citeer Sarah Kofman over het eigene van dit type weg:
Een poros is een weg die gebaand moet worden op een vloeibare uitgestrektheid.
Hij is nooit op voorhand getrokken, wordt altijd weer uitgewist, moet steeds op volstrekt nieuwe wijze worden uitgetekend.
[Hij brengt] oriëntatie in een uitgestrektheid die aanvankelijk verstoken was van enige lijn, of van een aanknopingspunt.
Men heeft het over poros als het er op aankomt om een weg te openen daar waar die niet bestaat en waar die eigenlijk niet kan bestaan; wanneer het er op aankomt om door iets heen te gaan waar men niet doorheen kan gaan, een ongekende wereld, vijandig, onbegrensd, ‘apeiron’; wat onmogelijk over te steken is van het ene eind tot het andere;
Poros verjaagt de duisternis die heerst in de nacht van de oorspronkelijke wateren.
De zee is het onbegrensde rijk van de zuivere vloeibaarheid, de meest beweeglijke ruimte, de meest veranderlijke, de meest veelvormige, de ruimte waar de weg, zo gauw hij getraceerd is zich weer uitwist, en daardoor transformeert hij elke poging tot navigatie in een altijd-nieuwe, gevaarlijke en onzekere verkenning.
Is dit geen gepaste metafoor voor goede, aansluitende zorg?
Herken je dit:
  • Het banen van een weg waar die niet bestaat?
  • Doorheen een ongekende wereld?
  • Onmogelijk over te steken van het ene eind tot het andere?
  • Nooit op voorhand uitgetekend?
  • In een uitgestrektheid, verstoken van enige lijn of aanknopingspunt?
  • Elke poging tot navigatie, een altijd-nieuwe, gevaarlijke en onzekere verkenning?

Past dit niet goed bij die terugkerende en kwetsbare momenten van ons werk?
Bij een dimensie van ons werk?
Bij hoe jij jouw werk soms ervaart?
(of iets vaker dan ‘soms’?)

Geen methode

Die poros, die – gelukkig – toch een uitweg creëert waar die niet was, is een waterweg.
De gewone, vaste, landweg, daar gebruikten de oude Grieken een ander woord voor: ‘hodos‘.
(ὁδός)
Bij een aporie is er geen hodos.
De hoop is: een poros.
(Het woord ‘methode’ gaat terug op zo’n landweg (hodos).)
(μέθ-οδος)
Een methode volgen is een ‘vaste weg’ volgen.
In een aporie is die er niet.
Want de poros, niemand bezit hem. Die is, elke keer opnieuw, in elke situatie, ’te vinden’, te traceren en te bekokstoven op een nieuwe manier, terwijl je risico loopt.
(Leunen begrippen als ‘behandelplan’, ‘zorgplan’, ‘zorgtraject’ niet meer aan bij de wereld van de landwegen?)

Wat kunnen we doen?

Een aporie is – hoe lastig ook – geen negatieve ervaring.
Dit zegt Sarah Kofman erover:
De aporie is slechts een duistere passage, voorlopig maar noodzakelijk, want de onrust die ze veroorzaakt, dwingt om te zoeken hoe men uit de impasse kan geraken: […].
en
Net omdat hij onhoudbaar is, de aporetische toestand, mobiliseert hij – ipv te verlammen – een zoektocht, geeft hij aanleiding tot het uitvinden van een of ander mechanè [= oud-Grieks woord voor ‘hulpmiddel’, ‘list’, ’truc’], van een of andere poros, om een uitweg te vinden, noodzaakt hij tot het zich werpen in het water, tot het zwemmen, in de hoop om een of andere miraculeuze dolfijn tegen te komen.
De aporetische ervaring is een beproeving (geen probleem), en brengt ons in beweging, net daar waar geen weg klaarligt. Misschien baant zich een unieke, niet-herhaalbare weg. Misschien leidt die ergens heen. Misschien niet.
Is dit relevant voor ons?
Zou dit een beschrijving kunnen zijn die past voor de aporetische momenten in ons werk?
Dat het op zo’n ogenblik geen kwestie is van ‘kende ik maar meth-ode X!?’ of van ‘had ik me maar ingeschreven voor opleiding Y!?’.
Als het op zulke ogenblikken geen kwestie is van het kennen van de juiste methode, waar is het dan wel een kwestie van?
Terug naar Jacques Derrida.
In zijn ‘Apories’ haalt hij er verschillende malen het woord ‘uithouden’ bij: dat het niet gaat over wegraken uit de aporie, maar om ze uit te houden, om ze te ervaren, deze ervaring die ons beproeft.
(endurer, une endurance non-passive, une pensée endurante)
Dit staat tegenover snel-snel een uitweg zoeken.
Ik denk dat hij denkt dat de aporie een lastige, een terechte én een waardevolle, interessante plek kan zijn, die we moeten aangaan en uithouden.

(Voorlopige) conclusies

 Op het einde van ‘(On)bekwaam? (Deel 3: Stuntelige zorg)’ waren we tot de volgende conclusies gekomen:
  • We kunnen bekwame zorg geven en ons niet bekwaam voelen.

  • We kunnen ons bekwaam voelen zonder bekwame zorg te geven.

  • Als je goede zorg wil geven,
    • ben je best niet te hard gehecht aan gevoelens van bekwaamheid,
    • moet je het terrein van onzekerheid durven betreden waarop je  moet leren navigeren, op zoek naar de ander en wat goed is voor de  ander.

  • Onzekerheid is een noodzakelijke, terechte ervaring, die je erbij te nemen hebt wanneer je de ander open en onbevangen wil benaderen opdat je tot goed aansluitende en afgestemde zorg kan komen.
Ik voeg er nu dit aan toe:
  • ‘Aporie’ is een woord dat we kunnen gebruiken voor de intense ervaring van niet-weten, aan de rand van de ander voor wie we iets hopen te betekenen.

  • Aporie betekent
    • dat er geen vaste weg is om zomaar op verder te gaan,
    • dat we de intensiteit van niet-verder-kunnen, van niet-weten moeten uithouden,
    • hopen op een onverwachte en niet-herhaalbare weg,
    • soms springen en zwemmen en hopen dat iets ons helpt,
    • geen zekerheid.

  • Laat ons die aporieën (helpen) herkennen: ‘Dit is echt moeilijk’ of ‘ik zit vast’.

  • Laat ons elkaar helpen om ze goed uit te houden.

  • Laten we een aporie niet verwarren met een probleem of een verwerpelijk gebrek aan competentie.
Vriendelijke groeten,
Johan Van de Putte
PS In het volgende stuk: hoe het virus van de onbekwaamheidservaring werkt (en hoe we het soms zelf mee verspreiden)

2 gedachten over “(On)bekwaam? (Deel 4: Een eerbaar woord voor ‘vastzitten’)

  1. ´aporie´ – toch weer een mooie en zinvolle gedachte om ´vast te houden´ als je weer eens vast zit.
    Vast zit in een gesprek of in een depressie of in een vermoeidheidssyndroom of in weerkerende angsten…
    Zoveel situaties in een leven of in een relatie of in één of andere uitzichtloze situatie of toestand, schijnbaar onoplosbaar of wel degelijk onoplosbaar.
    Het enige dat overblijft is dan nabijheid. Er zijn. Niet verwachten. Het onontkoombare accepteren.

  2. Dank je wel Johan voor opnieuw een helpende mooie reflectie voor de onzekere persoon in onszelf een hart onder de riem te steken en compassie te hebben met onszelf wanneer we twijfelen of dat wat we doen wel goed genoeg is….ik kijk uit naar je volgende bijdrage….

Laat een antwoord achter aan Bruno Verhasselt Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *