bekwaamheid

(On)bekwaam? (Deel 5: De zoekende bekwaamheid)

[Als je liever luistert naar dit artikel, klik dan HIER]

[Dit stuk is een vervolg op

Jij solliciteert (1)

Jij solliciteert voor een baan als psychosociale hulpverlener.
Je krijgt een casus voorgelegd.
Je wordt gevraagd wat jij zou doen.
(Aan de hand van je antwoorden gaat men beoordelen hoe bekwaam je bent.)
Je antwoordt aarzelend, zoekend.
Je zou bij voorbeeld graag weten of …
Je zou aan de personen willen vragen …
Eigenlijk kan je, op basis van deze informatie, niks stellig zeggen en dat doe je ook niet.
(Je bent niet van het snel-en-stellig-oordelen-en-doen.)
(Je weet dat je met 1 idee het contact kan ingaan en dat dan iets totaal anders gebeurt.)
Hoe loopt deze sollicitatie af?
Bestaat het risico dat dit aarzelende antwoorden jou in een niet-zo-bekwaam daglicht gaat plaatsen?
Dat het ‘nee’ wordt?
Ja.
(Daar ben ik stellig in.)
(Ik ken collega’s die dit overkomen is.)
Alsof ‘stellig spreken’ over cliënten een teken is van bekwaamheid …

De radioloog-chirurg-bekwaamheid

Hoezo?
Wat is de link tussen ‘stellig spreken’ en bekwaamheid?
Welk beeld van bekwaamheid staat ons dan voor ogen?
Dat van de radioloog? Hij kijkt en ziet precies wat mis is?
Dat van de held-chirurg in actie? Technisch vaardig en zonder aarzelen gaat zij tewerk?
Zijn dat de iconische gedaanten van bekwaamheid die ook óns werkveld beïnvloeden?
Maken zíj́ dat we kiezen voor de snel-stellige sollicitant?
Dat we geïmponeerd luisteren naar de zelfverzekerd sprekende collega?
Dat we ons kleintjes voelen wanneer we een stellig verslag lezen?
(‘Waarom bereik ik nooit zo’n heldere inzichten?’)
Dat we ons minderwaardig voelen wanneer we lezen hoe onze collega zich profileert op haar ronkende website.
(‘Die kan zoveel!’)
Dat we onszelf ervaren als knullig en onprofessioneel wanneer we aarzelend en met veel ‘misschien’-en spreken over het leven en de persoon van een cliënt?

De zoekende bekwaamheid

Opnieuw: hoezo?
Wat is de link – in ons werkveld – tussen ‘stellig spreken’ en bekwaamheid!?
Je kan volgens de presentietheorie maar tot bekwame zorg komen door aan te sluiten bij de ander (in zijn anders-zijn) en je zorg daarop proberen af te stemmen.
Die ander, dat is een universum.
Net als jij.
Dat is geschiedenis, leefwereld, verlangen, angst, wat er toe doet, persoon.
Net als jij, maar dan anders.
Het afstemmen van de zorg op wat je denkt te weten, is – hoe goed je je ook beraden hebt – altijd zoeken en dan een sprongetje maken en dan weer zoeken en opnieuw een sprongetje. Enzovoort.
Veel zekerheden liggen er niet te rapen in het veld van zorg.
Waar in dit zoeken en sprongetjes maken en weer zoeken past het radioloog-soort-kijken-en-zien?
Waar in dit plaatje past het held-chirurg-soort-handelen?
Ik zie het niet.
Die horen bij een ander plaatje.
(Bovendien, ken jij ook zoveel mensen die maar blijven sukkelen met hun gezondheid ondanks het optreden van radioloog, chirurg, endocrinoloog, enzovoort?)
(En, nog eens bovendien, misschien heb jij wel eens een arts ontmoet die zich zoekend opstelde, en niet stellig, samen met jou, gevoelig voor jouw zorgen en voor wat van tel was voor jou. Die geen held speelde. En dat je daar heel dankbaar voor was.)
Bij ons plaatje past een andere gedaante van bekwaamheid:
de zoekende bekwaamheid
de bescheiden bekwaamheid
de proberen-aansluiten-bekwaamheid
(Michael White – de vader van de narratieve therapie – die op zijn 59 zei dat hij zijn werk als een voort-durende stage beschouwde.)
(Wat niet uitsluit dat er momenten zijn van uitgelatenheid, van ‘het zit zus of zo’, van ‘jij moet gewoon dit of dat doen!’)
Dát past bij ons plaatje.
Dit soort bekwaamheid moeten we situeren in een veld van onzekerheid.
(En is dus nooit gescheiden van de mogelijke ervaring van ‘misschien-niet-goed-genoeg’.)

Taal

Stellig doen en spreken, dat is één ding.
Dan heb je ook nog taal.
Dokterstaal.
Woorden als ‘screening’, ‘indicatiestelling’, ‘diagnostiek’, ‘behandeling’.
(Ik copy/paste de woorden uit een vacature voor een psycholoog.)
Winnen we echt bekwaamheid door dokterstaal te spreken?
Signaleren we zo aan elkaar ‘ik ben competent’?

Een laag teveel

De bekwaamheid die wij na te streven hebben is er een die o.a. de volgende ingrediënten bevat:
  • zorgvuldig zoeken
  • sprongetjes
  • bekommernis
Daarbij inbegrepen:
  • (een gepaste dosis) onzekerheid
Maar als het beeld van de radioloog/chirurg heerst, dan ervaren we bovenop de (gepaste) laag onzekerheid een laag onbekwaamheid (in termen van de radioloog/chirurg-soort-bekwaamheid).
Dat is pijnlijk.
Dat is 1.
Dan gaan we deze ervaring krampachtig proberen te vermijden.
Dat is 2.
We gaan ons radiologisch/chirurgisch gedragen en uitdrukken.
(Of bedeesd zwijgen of instemmend knikken wanneer collega’s dat doen.)
Dat is 3.
Zo besmetten we elkaar steeds meer.
Zo wordt de radiologisch/chirurg-soort-bekwaamheid steeds meer ‘normaal’: dwz de norm, het gemiddelde, en ‘ook maar normaal’.
Dat is 4.
De ruimte om het zoekende, niet-zeker-wetende, het tentatieve uit te drukken wordt zo kleiner.
Hoeveel ruimte blijft er nog over waarin dit als nodig en waardevol kan gezien en aangevoeld worden?
Dat is 5.

politiek (met kleine p)

Ik heb ergens iets gelezen over politiek met een kleine p.
Hoe begrijp ik dat?
(Ik pas het gelijk toe op het thema van dit artikel.)
Er zijn in ons werkveld veel gelegenheden om de norm van de radioloog-chirurg-bekwaamheid te bevestigen:
  • door dokterstaal te gebruiken,
  • door stellig te spreken en te handelen,
  • door te knikken bij stellige stellingen,
  • door aarzelende manieren van spreken bij onszelf te censureren,
  • door op expressies van onzekerheid te reageren met verwijzingen naar opleidingen (suggererend dat er geen sprake is van onzekerheid met gedachtengoed A of B).
Je staat dan op geen enkele politieke barricade.
Maar je doet aan politiek want je versterkt de geldigheid en de impact en het norm-ale van die dokters-gedaante van bekwaamheid.
Voor jezelf en anderen.
Er zijn in ons werkveld evenveel gelegenheden om de norm van de radioloog-chirurg-bekwaamheid niet te bevestigen:
  • door taal te gebruiken die wegblijft van de artsenij,
  • door zoekend te spreken en te handelen,
  • door niet te knikken bij stellige stellingen (en ‘misschien wel, misschien niet’ te zeggen),
  • door de moed op te brengen om je aarzelend uit te drukken,
  • door expressies van onzekerheid te bevestigen als volwaardig en professioneel.
Je staat dan op geen enkele politieke barricade.
Maar je doet aan politiek want je belichaamt (voor jezelf en de anderen) een aansluitende-zorg-gedaante van bekwaam-zijn: een die ruimte schept voor goede zorg.

Jij solliciteert (2)

Rekruteerder: En, wat zijn je ideeën bij deze casus?
Sollicitant: Als ik eerlijk ben … ik heb niet veel ideeën. Er is zoveel dat ik niet weet over deze mensen en hun leven.
R: Mooi dat je dat zegt.
(Zet een + in een vakje op zijn papieren)
R: Stel dat je deze mensen zou kunnen spreken, wat zou je hen willen vragen?
S: Daar moet ik even over nadenken.
R: Neem je tijd.
(Schrijft weer een +)
S: Het eerste waar ik aan denk is: bij die eerste ontmoeting, hoe is dat voor hen om met mij te komen praten? Zijn ze bang, of zetten ze zich schrap? Wat vrezen ze? Wat hopen ze?
R: Wat goed dat je daarbij stil staat.
(+)
R: Wat zou je hen zeggen?
S: Ik zou zenuwachtig zijn.
R: Hoezo?
(+)
S: Ik zou het zo erg vinden mochten ze met een slecht gevoel weggaan. Ze zetten die stap naar de hulpverlening, en als dat dan tegenvalt …
R: Mooi.
(+)
R: Oké, beeld je in dat je hen in de wachtzaal gaat halen, wat zeg je? Kan je het misschien tegen mij zeggen, alsof ik een van hen ben?
S: ‘Excuseer, bent u misschien …?’
R
(+)
45′ later
R: Heel erg bedankt voor dit gesprek. Ik heb ervan genoten om je zorgzaamheid en je zoeken te ervaren. Mocht dit een sollicitatie zijn voor een baan als muzikant, en we hadden samen muziek gespeeld, dan zou ik weten: ‘dit is een musicus’.
We zijn op zoek naar iemand als jou.

(Voorlopige) conclusies

Er is geen verband tussen bekwame zorg en de ervaring van (on)bekwaamheid: je kan bekwame zorg geven en je onbekwaam voelen en omgekeerd.
Onzekerheid is een noodzakelijke, terechte ervaring, die je erbij te nemen hebt wanneer je de ander open en onbevangen wil benaderen opdat je tot goed aansluitende en afgestemde zorg kan komen.
‘Aporie’ is een begrip dat betekent dat er ‘geen (uit)weg’ is.
Het is een reële ervaring in het dagelijks leven en in zorgsituaties.
Het is een intense, onhoudbare ervaring die uitgehouden moet worden, en zo een zoektocht mobiliseert die, soms, een unieke weg vindt.
In ons werkveld is het beeld van ‘de stellig oordelende, sprekende en handelende radioloog-chirurg’ een ongepaste gedaante van bekwaamheid.
Onze soort bekwaamheid – als je uit bent op goed aansluitende zorg – moet van een zoekende, onzekere soort zijn.
Welke soort bekwaamheid breng jij tot uitdrukking?
(Welke belichaam je, voor jezelf, je cliënt, je collega’s?)
Vriendelijke groeten,
Johan Van de Putte

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *